De politieke toestand die is ontstaan
Deze tekst schrijf ik daags na de bekendmaking van een akkoord over de samenstelling van een nieuw kabinet nadat we de klucht rond de bemensing van het ministerie van Asiel en Migratie hebben verwerkt. De opschudding over de uitslag van de Europese verkiezingen met de opmars van extreem rechts, maar ook de opluchting over de beperkte omvang ervan, liggen ook alweer achter ons. Wij zijn in afwachting van de presentatie van de ‘poppetjes’ van het nieuwe kabinet op het bordes bij de koning met Dick Schoof als trotse nieuwe premier. Je hoort veel tevreden commentaren over die keuze. Vooral zijn geweldige kwaliteiten zijn uitvoerig ter sprake gekomen. Toch is nog veel onduidelijk over deze onverwachte ontwikkeling. Schoof heeft zich uitdrukkelijk gepresenteerd als kandidaat van de vier fractievoorzitters gezamenlijk en daarmee niet specifiek als die van de PVV van Wilders. De vraag is dus hoe Schoof zijn verhouding tot Wilders zal of kan kiezen. Hij is immers geen politicus, eerder een toegewijde uitvoerder. Komt er, om maar iets te noemen, een gestructureerd afstemmingsoverleg vanuit het kabinet met Wilders, waar ook andere bewindspersonen van de PVV aan zullen deelnemen? En wat is ‘van de PVV’ eigenlijk. Wilders heeft zijn belangrijkste onethische, lelijke politieke ‘selling points’ in de koelkast gezet. Voor latere consumptie denk ik dan, of voor gebruik in de Europese arena. Dat laatste zou zo maar kunnen. Hij heeft immers zijn handen vrij en tijd over nu 4 partijen het Hoofdlijnenakkoord dragen. We gaan het zien.
Hoe is die politieke toestand opgekomen?
Met een historische schets wil ik proberen te beschrijven hoe we verzeilden in de huidige politiek-bestuurlijke situatie in Nederland. Mijn ijkpunt is het aantreden van het eerste paarse kabinet-Kok in 1994, gevormd door PvdA, VVD en D66. In alle politieke commentaren ging het destijds over het belang van het voor het eerst regeren zonder de christendemocraten van het CDA. Dat zou ruimte maken voor het regelen van verschillende immateriële ‘liberale’ onderwerpen als abortus en euthanasie (LHBTI en zo meer moesten nog worden ontdekt als politiek issue). Veel belangrijker echter was het neoliberale karakter van het kabinet op het sociaaleconomische vlak. In de private sector was de rationele duiding der dingen al geruime tijd de dominante oriëntatie. Ondernemen was investeren in vernieuwing, werken aan technische ontwikkeling, automatisering van processen, beheersbaarheid door planning en control. En dat alles tegen de liberale ideologie van vrijheid en marktwerking als heilzame omgeving voor de vooruitgang. Die vooruitgang toetste men in het klassieke liberale gedachtegoed aan het sociale voordeel dat er voor de samenleving aan verbonden was. In het neoliberalisme werd dat anders. Niet langer was het maatschappelijk nut de toetssteen maar het eigen voordeel en het eigen belang van de ondernemer. Het nieuwe van het neoliberalisme was de opkomst en de dominantie van de zelfreferentiële betekenisgeving, naast de rationele, in de oriëntatie van ondernemers en ondernemingen. Het ging voortaan vooral om ‘what’s in it for me’ in termen van de financiële resultaten, om de positie van aandeelhouders en om premies voor bestuurders. Het belang van werknemers werd alleen nog als kostenpost gezien en allerlei schades aan milieu en samenleving moesten zoveel mogelijk worden afgewenteld op de overheid.
In 1992 was het boek ‘Reinventing Government’ van de Amerikanen Osborne en Gaebler een wereldwijde sensatie. Al geruime tijd was er veel onvrede over het functioneren van de overheid, die als rigide en bureaucratisch werd ervaren, die slecht presteerde en die er baat bij zou hebben wanneer zij zou worden bestuurd als een bedrijf. Wim Kok, Bill Clinton en Tony Blair kan je zien als de pioniers van de nieuwe overheid, die ideologisch schatplichtig is aan Osborne en Gaebler. In Nederland kwamen er trajecten op het gebied van het beheer van overheidsfinanciën en er kwam een nieuwe begrotingssystematiek. Termen als begrotingsdiscipline en accountability doken in beleidsstukken op. Er werden indicatoren ontwikkeld om de prestaties van de overheid te kunnen meten en te beoordelen. Mooier nog dan de overheid als een bedrijf te besturen werd het privatiseren van overheidstaken gevonden. Complete tot dan toe publieke taakvelden bracht men naar de markt in de verwachting dat taken efficiënter zouden worden uitgevoerd en dat het de overheid tot een harde kern zou terugbrengen. De energievoorziening, de telecommunicatie, de gezondheidszorg en het openbaar vervoer kwamen in private handen. De burger werd daarmee klant, overigens vaak met een stelsel van gedwongen winkelnering. Los van deze privatisering ontwikkelde de overheidsorganisatie – of wat ervan was overgebleven – zich eveneens in de richting van een neoliberaal stelsel. Processen werden gestroomlijnd volgens de wetmatigheden van de ratio. De dienstverlening werd gestandaardiseerd en geautomatiseerd. Processen werden in regelgeving verankerd. Het beginsel dat alle ‘gevallen’ op gelijke wijze moeten worden behandeld leidde tot rigiditeit op het niveau van de individuele burger. In de verhouding burger-overheid was niet meer bepalend hoe de ambtenaar de burger van dienst kon zijn, maar wat men door een geautomatiseerd systeem in een gegeven geval als dwingende uitkomst kon voorschrijven. En ook in de publieke sector werd de zelfreferentiële vorm van betekenisgeving bij het management de dominante oriëntatie. Persoonlijke ontwikkeling werd een belangrijk onderwerp voor allerlei opleidings- en ontwikkeltrajecten die inmiddels waren ontworpen voor overheidsmanagers.
De eerste fundamentele en daarna pragmatische kritiek op neoliberalisme
In 2002 verscheen ‘De puinhopen van paars’ van Pim Fortuyn. Een genadeloze afrekening van wat de neoliberale koers van de overheid had opgeleverd voor de burger: wachtlijsten in de zorg, een deerniswekkende staat van ons onderwijs, onveiligheid door massale immigratie. En dat alles in een tijd dat de economie bloeide als nooit tevoren. Na de moord op Fortuyn vlak voor de Tweede Kamerverkiezingen en daarna het stranden van het kabinet-Balkenende I met deelname van de LPF (Lijst Pim Fortuyn) als gevolg van de politieke incompetentie van ministers van LPF-huize, leek alles weer in het vertrouwde neoliberale vaarwater te zijn gekomen. Vertrouwd, ja. Maar rustig allerminst. Op veel terreinen dienen zich problemen aan die het karakter van een crisis hebben aangenomen. Ik hoef ze niet allemaal op te sommen, maar op het gebied van migratie, volkshuisvesting, zorg, onderwijs, toeslagen, stikstof, bestaanszekerheid, natuur en veiligheid is het zo langzamerhand helemaal vastgelopen. Rampen op het gebied van de automatisering liggen in het verschiet, bijvoorbeeld bij de Belastingdienst. Daarnaast bevindt het politieke bestel zich in een proces van verloedering op het gebied van integriteit en betrouwbaarheid. Er wordt veel gelogen en verdoezeld. Ministers zetten beleid door terwijl ze weten dat het juridisch niet houdbaar is, omdat ze op die manier tijdwinst denken te boeken.
Ik zie de grote verkiezingsoverwinning van Wilders in het verlengde liggen van wat al meer dan dertig jaar speelt: er heeft zich een grote weerzin ontwikkeld tegen een overheid die zich onvoldoende ziet als behartiger van de belangen van de burger. Alle dienstverlening wordt in systemen gegoten; regelgeving als oplossing van problemen; willekeur moet worden vermeden; standaardisatie en algoritmen zijn de oplossing van alles. (Als je het verhaal van Rick Dekker over AI leest zie je dat de overheid methodisch al heel ver op dit pad is.)
Hoe verder?
Nodig is een paradigmatische verschuiving, weg van al die neoliberale ellende. Politieke partijen moeten zich verdiepen in wat de burger beweegt en daaraan een programma ontlenen. En dat programma moet zich van onderop ontwikkelen. Er moeten dus gesprekken komen met echte uitwisseling van gedachten. Gendergelijkheid en LHTBI-rechten zijn in dat opzicht geen onderwerpen die verbinden. Inderdaad, het gaat om huisvesting, bestaanszekerheid, echte ondersteuning van de overheid, veiligheid en rechtsbescherming. En echte zeggenschap natuurlijk.
En nu de hamvraag: kunnen we een dergelijke paradigmatische verschuiving verwachten van een kabinet-Schoof? Natuurlijk niet. Veel is er al geschreven en gesproken over het Hoofdlijnenakkoord. Het zou niet veel meer zijn dan een aantal bij elkaar geraapte programmapunten van de deelnemende partijen. Iedere partij haar eigen stokpaardje. Plannen die geen coherent geheel vormen, plannen die tegenstrijdig zijn en plannen die onmogelijk te verwezenlijken zijn, omdat er wettelijke en verdragsrechtelijke beletselen zijn, of omdat de vereiste medewerking binnen de Europese Unie niet verkregen zal worden. Een recent rapport van het ministerie van BZK laat het allemaal zien. Ook op het gebied van asielmigratie is de haalbaarheid kwestieus. Voor Wilders is dat echter geen probleem. Een eventueel falen van het terugdringen van asielmigratie zal zijn anti-Europese retoriek en zijn xenofobe appèl alleen maar versterken. Het intrekken van de Spreidingswet past volledig in dit straatje – dat moet overigens bij wet gebeuren en ik ben benieuwd hoe de VVD-fractie in de Eerste Kamer zich zal opstellen. We hoeven er niet aan te twijfelen dat het te verwachten falen van het asielbeleid van de nieuwe Nederlandse coalitie in de schoenen van Europa zal worden geschoven. Zo houden asielzoekers Wilders in het zadel.
Maar hoe zit het nu met de beoogde premier? Kan van hem een impuls worden verwacht in de richting van die hoognodige paradigmatische verschuiving? Ik vrees van niet. We hebben hier te maken met een berekenende doorgewinterde bureaucraat, die helemaal doorkneed is met het systeemdenken van het overheidsapparaat. Absoluut geen man voor het contact met de basis van de samenleving. De lovende woorden die over hem zijn gesproken zijn die van bewondering voor alles waar we vanaf moeten.
Wat kan ik er zelf aan doen?
Tot slot terug naar Wilders. Hoe moet iemand als ik, die zich nog steeds links durft te noemen, zich nu verhouden tot de ongewenste omstandigheden en verhoudingen die zijn ingetreden? Hoe moet mijn pragmatisme eruit zien? Welke vormen van betekenisgeving kunnen mij nu helpen? Maar ook, hoe kan ik de mensen in mijn omgeving helpen met hun frustraties, en misschien wel wanhoop, om te gaan? De weg die weinig oplevert is de rationele onderbouwing van het eigen gelijk. Het politieke debat gaat niet over de realiteit, maar is verworden tot het opwekken en uitbuiten van onderbuikgevoelens, waarbij ook nog eens allerlei complottheorieën worden gelanceerd. Wilders wordt niet zenuwachtig van inhoudelijke kritiek op wat hij voorstelt. Hij doet het af als ‘zuur links’ en laat het daarbij. En de andere coalitiegenoten komen niet verder dan een blind vertrouwen in de aanpassing van regelgeving of het verbeteren van de systemen die in de publieke sector domineren. De treurigste voorbeelden hiervan zijn de volstrekt overbodige aanpassing van ons kiesstelsel en het optuigen van een constitutioneel hof. Moet ik dan de sociale insteek kiezen? Dan moet ik het anders doen dan Timmermans, die groepen wil verbinden die dat niet willen en die al lang naar de PVV zijn overgelopen. Wat hebben eigenlijk al die jaren van links opgeleverd? Dit Hoofdlijnenakkoord, deze Wilders, deze Schoof?
Als ook de sociale insteek niet kan slagen op dit moment, moet ik dan maar in mijn schulp kruipen en me volledig richten op mijn eigen overleven en op mijn eigen materiële voordeel? Nee toch. Dan kan ik me net zo goed bij de VVD aansluiten. Ik wil toch kunnen protesteren tegen afbraak (cultuursector) en barbarij. Ik volg het advies van de voormalige PvdA-voorzitter Hans Spekman en stel me open voor gesprekken in mijn omgeving en probeer heel alert te volgen wat er om me heen gebeurt. Ik ga proberen om vanuit wisselwerking tot iets gezamenlijks te komen. Daarbij wil ik me ontvankelijk en hulpvaardig opstellen. Mijn mening wordt een inbreng in een gesprek, dat niet altijd een discussie hoeft te zijn. Ik hoef mijn gelijk niet te halen. Ik wil onze mindset openbreken om tot noodzakelijke paradigmatische veranderingen te komen.
Auke de Vries
aukedevries@sezen.nl