Natuur herstellen mag heel drastisch volgens de Green Deal van Timmermans en Samson in de EU. Het idee is dat je habitats die nog niet heel lang geleden zijn verdwenen, weer terugbrengt. Je ontwortelt bomen, struiken en planten, stort nieuwe grond en zet er soorten neer die er ooit stonden. Er worden draglines gebruikt want er is haast. Het is natuurreconstructie, ‘n vorm van intensieve landbouw. Het wereldbeeld dat eronder zit is dat het menselijk verstand in elke situatie leidend is. Ook de Amerikaanse ecoloog Aldo Leopold ging daarvan uit.
Elke natuur is expressie van de invloeden die er heersen
Leopold mocht in de jaren dertig een door de universiteit van Wisconsin aangekochte boerderij in beheer nemen: Curtis place. Die was gekocht om er een arboretum te creëren, maar Leopold overtuigde het universiteitsbestuur van de uitgelezen kans de boerderij tot prairie om te vormen. Die was er ooit geweest voordat boeren de grond bewerkten. Het bestuur ging akkoord en Leopold begon.
Zijn vertrekpunt was dat niet ingegrepen mocht worden en de natuur haar gang moest kunnen gaan om de plek te heroveren. Hij ploegde nog een laatste keer en zaaide prairieplanten. Hij hield op honderdtwintig hectare land alle planten in leven met de hulp van mensen die emmers water gaven. Na vijf jaar was er nog geen sprake van prairie. Er waren wel allerlei soorten graan opgekomen en ook plantenvariëteiten die hoorden bij een prairie, maar je kon niet van prairie spreken. Er was iets misgegaan, maar wat? Ontbraken er bepaalde dieren of planten? Ze stopten met water geven, de energie om ermee door te gaan was op. Het antwoord kwam uit onverwachte hoek: brand. Daarna kwam een prairie op. Planten en zaden die tegen vuur bestand waren bleken overgebleven.
Eén groot misverstand?
Wat opvalt is dat Leopold ploegde, zaden plantte en vrijwilligers jarenlang met emmertjes water liet zeulen, terwijl zijn vertrekpunt was dat de natuur haar gang moest kunnen gaan. Leopold had een aanpak bedacht en zag niet dat die strijdig was met zijn vertrekpunt. Toch was hij baanbrekend in Amerika. Hij lanceerde de stelling dat je branden in bossen direct moet blussen. Die oproep werd opgevolgd. Het leidde ertoe dat er minder open plekken in bossen ontstonden. Native Americans maakten juist gebruik van brand om op die open plekken groenten te verbouwen. Kleine dieren aten er, groeiden daar en werden door roofdieren gegeten. Er was enorme biodiversiteit. Door te gaan blussen werd die wisselwerking niet alleen aangetast maar er bleef ook veel oud en dood hout achter. Dat zou een keer ontbranden, alhoewel niemand wist wanneer. En zo geschiedde.
Leopold kwam uiteindelijk tot ander inzicht – ook door wat hij bij Curtis Place beleefde – maar te laat. De Forest Service was inmiddels druk met het direct blussen van branden. Er waren bovendien steeds meer mensen aan de randen van bossen gaan wonen. Zij eisten dat branden zo snel mogelijk werden gesmoord. Die bewoners ontwikkelden politieke macht; de Forest Service kon het ingeslagen pad niet meer verlaten.
Aldo Leopold is niet een willekeurig persoon, hij was in Amerika een bekende deskundige op het gebied van natuur en natuurbescherming. Je ziet dat zo’n deskundige niet in staat is de natuur haar gang te laten gaan, zelfs niet als dat zijn vertrekpunt is. Is dat verrassend? Niet als je herkent dat deskundigheid in deze tijd wil zeggen dat iemand veel weet, veel verbanden kent en Poppers wetenschappelijke methode volgt. De deskundige is profeet van het wereldbeeld dat het menselijk verstand in elke situatie leidend is.
Is dat realistisch? Zijn wij de schepper van leven op aarde? Dat ontstond zo’n 3,5 miljard jaar terug en raakte zo’n 600 miljoen jaar geleden – in wisselwerking met de omgeving – in een stroomversnelling. Zo’n 50.000 jaar terug ontstond de menselijke soort uit apensoorten bij wie zich een strottenhoofd ontwikkelde. Spreektaal werd mogelijk, delen van ons verstand raakten met elkaar in wisselwerking en evolueerden. Op enig moment konden we, in wisselwerking met de mensen om ons heen en met de wisselwerking in ons brein, onder woorden brengen wat we waarnamen. We praatten daarover met elkaar, vertelden wat we dachten, ontvouwden ideeën.
Overal om ons heen nemen we waar dat menselijke creativiteit en rationaliteit explosief evolueerden. Wat is zo bijzonder – of gewoon – aan evoluties? Ze zijn niet maakbaar. Ze kunnen ontstaan uit wisselwerking.
In wisselwerking huist de potentie tot evolutie – hoe kon deze waarneming zo afgekraakt worden?
Ik heb me er jarenlang over verwonderd dat mensen niet als vanzelfsprekend van wisselwerking uitgaan, totdat ik las over Aristoteles. Zo’n 350 jaar voor onze jaartelling had hij het over een kracht die alles in beweging zet. Die was zo alomtegenwoordig en zo alomvattend dat hij het goddelijk noemde. In monotheïstische religies ging dit over in: God schept alles, houdt alles in beweging, is voor alles verantwoordelijk, is de grondslag onder ons bestaan. Dat Goddelijke zou voor mensen niet te begrijpen zijn. Kerkvorst Augustinus zei omstreeks 400 dat het helpt als je het accepteert; we hebben niks beters. Dat is opmerkelijk, want mensen konden toen ook waarnemen dat in wisselwerking de potentie tot evolutie huist. Het is bovendien niet moeilijk om het te bevatten.
In de 13e eeuw kwam de scholasticus Thomas van Aquino met een nieuw Godsbestel. Het was een briljant bedacht model waarin een drievuldige God grondslag is voor alles. Het was wel door en door rationeel, wisselwerking ontbrak. De bedoeling was dat het onderwezen zou worden. Het verhaal gaat dat Thomas pal voor zijn dood afstand nam van zijn ideeën. Het neemt niet weg dat ze eeuwenlang een inspiratiebron vormden om vanuit dat godsbeeld de wereld in te kijken.
In de 17e eeuw vond René Descartes dat in alles om ons heen de invloed van rationaliteit herkenbaar is. Hij vond die invloed zo groot dat je er volgens hem de wereld beter mee kon duiden dan met een geloofsmodel. Hij schreef Discours de la methode en spoorde lezers aan om aan alles te twijfelen. Het enige dat zekerheid geeft is Ik denk, dus ik ben; denken bepaalt onze identiteit. De uitkomst werd dat we eraan gewend zijn geraakt de wereld vanuit onszelf te bekijken en onze rationaliteit in alles voorop te zetten. Die kijk op de wereld kenmerkt westelijke culturen tot de dag van vandaag.
In 1859 kwam Charles Darwin met zijn evolutietheorie. Hij zag verschillen tussen snavels van vinken, die een expressie waren van de wisselwerking met de respectievelijke eilanden waar ze leefden. Hij deed daarvan verslag en lanceerde zijn evolutietheorie. Daarin herken je dat in wisselwerking de potentie tot evolutie huist. Paus Leo XIII duidde die theorie in 1879 als speculatie. Hij voegde daaraan toe dat je alles in het leven rationeel mag benaderen, maar wat je niet rationeel kunt verklaren dien je als Gods scheppend vermogen te erkennen. Hij gaf ruim baan aan Descartes’ denken. Hij bouwde daarnaast voort op het bijbelverhaal dat God al wat er is voor de mens heeft geschapen die het naar eigen inzicht mag gebruiken. Waar het katholicisme domineert volgen mensen nog steeds de lijnen die paus Leo XIII uitzette. Je kunt het mensen die in deze tijd leven niet kwalijk nemen dat ze uitgaan van zichzelf en hun rationaliteit bij alles gebruiken.
We maken de gevolgen ervan nu mee. Het heeft geleid tot een manier van leven waarin iedereen voortdurend en steeds meer kan uitgaan van zichzelf. Daar houden we geen samenleving aan over. Vanuit deze manier van denken en doen wordt ook de potentie tot evolutie steeds sneller aangetast, wat meteorologen en ecologen met hun computermodellen ons dagelijks tonen. Het maakt duidelijk dat de toestand waarin we zijn geraakt een dringend beroep op ons doet om de potentie tot evolutie die in wisselwerking huist als nieuw wereldbeeld te omarmen.
Praktische vormen van wisselwerking waarin de potentie tot evolutie huist
Dat wereldbeeld is niet te construeren of dwingend op te leggen. Het zal in wisselwerking met onze omgeving ontstaan. En hoe herken je de praktische vormgeving ervan? Die ontdekten we via waarnemingen in allerlei culturen en noemden de samenhang erin het Sezen-referentiestelsel. We blijken vier patronen te gebruiken waarmee we aan wisselwerking deelnemen: evolutionair, sociaal, zelfreferentieel, rationeel. Die patronen noemen we vormen van betekenisgeving. Je herkent ze in de taal waarmee we verwoorden wat we waarnemen, meemaken en hoe we oordelen. En je herkent ze in vier vormen van pragmatisme die met de vier vormen van betekenisgeving associëren. Als je over het Sezen-referentiestelsel beschikt herken je iemands oriëntatie, dat is een persoonlijke combinatie van de vormen van betekenisgeving die iemand kenmerkt. Elk mens streeft een omgeving na waarin de vormen van betekenisgeving overeenkomen met de eigen oriëntatie. Anderen ervaren dat als wil tot macht. Het is van grote invloed bij het instellen van definities van de situatie. Stel je bijvoorbeeld voor natuurherstel een definitie van de situatie in die gebaseerd is op maakbaarheid of op wisselwerking? En welke uitkomsten mag je dan verwachten?
In de gulliver-verhalen die we wekelijks uitbrengen laten we zien wat er verandert in onze huidige manier van leven en organiseren als je over het Sezen-referentiestelsel beschikt. Je zult zien dat veel crises en problemen ermee verdampen of niet meer op kunnen komen. In de Sezen Academy wordt het referentiestelsel op vier verschillende manieren aangereikt. Vanuit Bascole worden leidinggevenden begeleid om met hun organisatie de oversteek te maken naar dit nieuwe wereldbeeld. Bij het Centrum voor Perspectiefontwikkeling worden mensen opgevangen die in het heersende wereldbeeld zijn vastgelopen. Hun kennismaking met het Sezen-referentiestelsel wordt als bevrijding ervaren en geeft nieuw perspectief.
Je draagt aan de opkomst van het nieuwe wereldbeeld bij door dit verhaal aan anderen door te geven. Het komt immers niet als eerste van de grond bij bedrijven, banken, overheden, wetenschap, technologie, politiek, rechters, onderwijs of journalistiek, maar bij onszelf.
Wim van Dinten