Sinds de jaren zeventig is onze economie verviervoudigd. In de media wordt het gebracht als grootse prestatie. Weinig mensen kijken daarvan op; met een economische blik naar de samenleving kijken is allang heel gewoon. Nieuwsuur heeft zelfs een huis-econoom en in de politiek domineert het economische vertrekpunt bijna elk debat. Wat zijn we met economische benaderingen kwijtgeraakt? Om dat te zien maak ik gebruik van het Sezen-referentiestelsel.
Neem het onderwijs, daar is leren in doelstellingen gevat. Leerlingen dienen op vastgestelde momenten dit en dat te beheersen. Je ziet het ook bij consultatiebureaus. Je kind wordt daar op gezette tijden doorgemeten of het allerlei genormeerde mijlpalen heeft bereikt. Als dat niet zo is krijg je als ouder een dwingend advies mee. Dat ontwikkeling er bij elk kind anders uitziet is verdampt. Men is overgegaan op mijlpalen, modellen en systemen. De inrichting van het basisonderwijs is erdoor bepaald, docenten worden ermee opgezadeld. Wat is ermee verloren gegaan? De notie dat alle ontwikkelings- en leerprocessen zich in wisselwerking voltrekken, evolutionair van aard zijn.
Een van de gevolgen is dat bijna een kwart van de Nederlandse 15-jarigen niet in staat is eenvoudige teksten over bekende onderwerpen te lezen en te begrijpen. Bij elk nieuw Pisa-onderzoek spreekt men er schande van en blijkt de groep slechtlezende jongeren gegroeid.
Leerprocessen voltrekken zich in wisselwerking, niet in modellen
Wat steek ik hiervan op? Dat leren op school niet meer onlosmakelijk met leven verbonden is. Dat is direct duidelijk als je een economische benadering doorziet. Daarin is het uitgangspunt dat mensen kiezen voor dat wat nut heeft. Ze gebruiken hun rationaliteit om nut te definiëren en tot hun beschikking te krijgen. In het begin van de vorige eeuw stond dat utilitarisme in het teken van: je mag uitgaan van jezelf, maar wat je presteert wordt beoordeeld in het licht van wat het voor de samenleving betekent. Het werd toen gezien als grondslag van het liberalisme. Kort na de Tweede Wereldoorlog versmalde het tot: je mag uitgaan van jezelf, en de betekenis ervan bepaal je ook zelf. Het werd de grondslag onder neoliberalisme en onder de manier van denken en doen bij eco-butchers.
In dezelfde periode brak het inzicht door: wat je presteert wordt beoordeeld in het licht van wat het voor onze omgeving en de natuur betekent. Wat uit wisselwerking ontstaat en kan ontstaan is dan leidend. Als je dat serieus neemt kun je niet meer als vanzelfsprekend uitgaan van jezelf en kun je ook niet meer ongeremd van je rationaliteit gebruik maken.
Natuurlijk komt dan de vraag op: wat versta je onder wisselwerking? In mijn onderwijs zoals ik het voor me zie levert wisselwerking de grondslag.
Wanneer je in wisselwerking met je omgeving bent maak je alles een eerste keer mee, en dan nog een keer en nog eens. Zo leer je gaandeweg woorden goed uit te spreken en in een context te gebruiken. Je leert een vogel na te tekenen, een oppervlakte te berekenen. Je verwondert je en stelt vragen, ontdekt samenhang, leert hoe iets ‘in elkaar zit’ en hoe je dat inzicht praktisch gebruikt en er ervaring mee opdoet. In wisselwerking met de mensen om je heen krijg je van hen gedrag aangereikt dat je nadoet, kom je in omgevingen waar je veilig kunt oefenen totdat je iets zelf kunt. Wisselwerking staat bol van evolutionaire en sociale patronen.
Taal leer je van mensen om je heen. Je leert dat een woord verschillende interpretaties krijgt afhankelijk van de context, van de mensen die het woord gebruiken en van wat je al eerder had geleerd. Leren betekent ook dat je onafhankelijker wordt van de mensen om je heen, dat je zelf je weg kunt gaan in de realiteit, dat je een eigen stem en persoonlijke vorm vindt in de manier waarop je kijkt en doet. Je ontwikkelt een zelfreferentieel patroon waarmee je vanuit jezelf betekenis geeft aan wat je meemaakt. En daarbovenop krijg je rationele patronen aangereikt die er heel methodisch uitzien: je leert ervaringen, waarnemingen en gedachten in geschreven taal omzetten, je leert de geschreven taal van anderen lezen, je leert ordening en snelkoppelingen aan te brengen in al die door elkaar heen lopende en elkaar versterkende evolutionaire, sociale, zelfreferentiële patronen.
Voor goed onderwijs zijn vier vormen van betekenisgeving nodig
In mijn onderwijs leer je deze vier patronen te zien. Met het Sezen-referentiestelsel ga je die herkennen en onder woorden brengen en worden het vormen van betekenisgeving. In mijn onderwijsstelsel gaan docenten in het primair en secundair onderwijs uit van alle vier die vormen. Ze hebben geleerd en ondervonden welke vorm wanneer beter op de voor- of achtergrond moet zijn en laten dat in wisselwerking met anderen merken. Het komt tot uitdrukking in hun waarnemings- en oordeelsvermogen, besluitvorming en handelen. Mensen die zo in de wereld staan, noemen we gullivers.
Het huidige onderwijs levert geen gullivers af, maar er zijn mensen die zo zijn opgevoed en dat hebben weten vast te houden. Het opleiden van meer gullivers zal moeten starten buiten het reguliere onderwijs om. Zodra ze er zijn komen we ze niet alleen in het onderwijs tegen maar ook als opvoeder, burgemeester of wethouder, ondernemer, toezichthouder, boer, bestuurder, medewerker in de zorg, buurtwerker, journalist, politieagent, parlementslid. Het vraagt 15 tot 20 jaar eer er zoveel gullivers zijn dat hun stem en hun gedrag de doorslag geeft. Dat lijkt een lange weg naar duurzaamheid, maar is veel sneller dan de doodlopende weg van de eco-butchers waar we nu op zitten.