Ze vulden de volle breedte van de stoep. De vrouw keek om, zag ons, en gebaarde haar kinderen wat naar rechts zodat wij er gemakkelijker langs konden. Zo’n klein gebaar dat je nauwelijks kunt beschrijven, maar dat je direct herkent. We wisselden glimlachen uit.
Terwijl we passeerden vroeg het jongetje: “Waarom moeten wij opzij?” Ik verwachte de intonatie van een kind dat de wereld aan het ontdekken is en iets nieuws tegenkomt. Zoals: wat is dat? Maar deze vraag klonk als: “Waarom moeten wij opzij terwijl ik gewend ben niet opzij te gaan?”
De intonatie was onmiskenbaar. Wat voor de volwassenen blijkbaar een normaal sociaal gebaar was, was het voor de vierjarige niet. Sterker nog, hij had er al een zelfreferentiële opvatting over.
Ik ben benieuwd wat de moeder antwoordde; mij houdt het nog steeds bezig.