Wil je computers kunnen gebruiken dan moet je gegevens in enen en nullen vastleggen. Gegevens moeten bovendien in een lineaire relatie – die heel complex kan zijn – met elkaar verbonden worden om er ‘informatie’ van te maken.
Bij waarneming, oordeels- en besluitvorming van mensen lukt dit alleen als je rationele betekenisgeving tot grondslag kiest. De gegevens die je van mensen verzamelt breng je onder in groepen en voor elke groep bepaal je een profiel. Als iemand dan in zo’n groep is ondergebracht, wordt de manier van oordelen en besluiten van het profiel ook op hem of haar van toepassing geacht.
Sociale, zelfreferentiële en evolutionaire betekenisgeving worden op deze manier gerationaliseerd – dus niet – opgenomen. Daar kom je een eind mee in de marketing, maar zo kun je iemand niet helpen. Voor elk mens zijn de genegeerde vormen van betekenisgeving immers onmisbaar.
Als een minister of bestuurder roept dat big data het helemaal is, weet je wat je te wachten staat.