Luuk vindt direct zijn evenwicht op de fiets die hij sinds een paar weken heeft en peddelt weg. Ogen op de plek waar hij heen fietst en wind die door de haren gaat. Gewichtloos zwiert hij over straat.
De vorige dag fietsten we samen, naar de bakker, naar Luuks vriendje, naar het strandje. Het fietsen gaat steeds meer als vanzelf. Jesse volgt op de loopfiets, met de ogen op zijn broer gericht volgt hij diens spoor.
Daar komt de buurman. “Wat een mooie fiets, Luuk!”
“Ja, dit is mijn fleurse fiets!”, zegt Luuk trots tegen de buurman. De twinkeling in zijn ogen laat zien wat dat is: een fleurse fiets. Dat is het inderdaad.