Interviewer: “Wat doet u zoal?”
Mantelzorgster: “We drinken gezellig koffie. Dan is mam niet zo alleen. En tussendoor doe ik boodschappen, wassen en strijken, poetsen en dat soort dingen.”
Interviewer: “En dat doet u allemaal naast uw werk, want u heeft ook nog een baan!”
Mantelzorgster: “Ik doe het samen met mijn zus hoor.”
Interviewer: “Het is vandaag de dag van de mantelzorg. Als u nu eens mag aangeven wat u nodig hebt, wat wilt u dan krijgen? Wat zou dat dan zijn?”
Mantelzorgster: “Ik zou het niet weten. Ik ben daar helemaal niet mee bezig, met wat ik nodig heb. Ik help mam, en dat doe ik met veel plezier.”
De interviewer valt stil.
Tegen zoveel sociale betekenisgeving is hij met zijn zelfreferentiële vragenrepertoire niet opgewassen.