Onder die titel verscheen dit artikel op 4 februari in de Volkskrant.
De financiële wereld is losgemaakt van de leefwereld van mensen
Al jaren is er een stroom van kritiek op de bancaire sector. Het ene boek na de andere film verschijnt, met de algemene klacht dat er onvoldoende is ingegrepen, dat een nieuwe bubbel dreigt, dat bankiers onmaatschappelijk handelen. Als dat zo is, wat is dan het structurele probleem waardoor er niks verandert, terwijl politici steeds meer wetten, en toezichthouders steeds meer regels hebben ingevoerd? Om daar achter te komen moet je geen analyse maken van de huidige situatie maar evalueren wat er is gebeurd. We geven daarom in hoofdlijnen de ontwikkelingen in de bancaire sector en beginnen in Nederland vanaf het midden van de jaren zeventig.
Het banklandschap was toen gevuld met verschillende bancaire organisaties. Er waren commerciële en coöperatieve lokale banken. Wezenlijk was dat ze verschillend in de wereld stonden. De coöperatieve banken waren van en voor hun leden. Voor leden was de bank verlengstuk van hun werk- en leefwereld. Dat zag je terug in de identiteit en bedrijfsvoering van zo’n bank. Commerciële banken daarentegen mochten winst nastreven, mits hun activiteiten ervaren konden worden als meerwaarde voor de samenleving. De leefwereld was vertrekpunt en activiteiten en winstposities van banken werden daarop beoordeeld. De veronderstelling was dat een toezichthouder de partijen in die sector ook daarop beoordeelde en ernaar handelde.
Dat bancaire landschap veranderde drastisch toen in 1988 Breaking up the Bank van Lowell L. Bryan verscheen. McKinsey reikte de top van banken dit boek aan om dat na een paar maanden te komen bespreken. De essentie ervan was dat een bank werd opgedeeld in business units. Elke unit werd geleid door een manager, die op financiële resultaten werd afgerekend. Het paste bij de stand van de economische wetenschap, waarin uitgaan van jezelf en rationeel zijn vanzelfsprekend werd gevonden. Banken namen dit model massaal over en Angelsaksische organisatieadviesbureaus implementeerden het.
De winsten in de financiële sector explodeerden. Greenspan, in die tijd voorzitter van de Amerikaanse centrale bank, vond het nieuwe bankieren innovatief, zei dat het gebaseerd was op verlicht eigenbelang en verwachtte dat de samenleving zich wel zou redden. Feitelijk zei hij dat het goed was dat banken los kwamen te staan van de leefwereld van mensen. De oriëntatie van de bankwereld werd op een andere leest geschoeid. Politici, economen, bancaire toezichthoudende autoriteiten, journalisten zagen de overgang in oriëntatie niet en gingen erin mee.
De effecten die je mocht verwachten traden op. Wat een bankactiviteit voor de leefwereld van mensen betekent, doet er niet meer toe. Je smeert anderen aan wat geld oplevert. Je gebruikt de leefwereld om zoveel mogelijk winst te maken. Moraliteit is een vaag en verouderd begrip. De klant is middel, geen vertrekpunt. De bancaire crisis en Big short zijn er afgeleiden van, net als voor veel geld Griekenland helpen de EU te belazeren.
Commissarissen van banken gingen leidinggevenden aantrekken met een oriëntatie waarin rationele en zelfreferentiële betekenisgeving overheersen. Vanuit die oriëntatie kiezen leidinggevenden hun handelaren en medewerkers. De bonusregeling representeert dat. Inmiddels domineert die oriëntatie de bancaire sector al zo’n twintig jaar, overheerst inmiddels ook de politiek en is referentie van De Nederlandsche Bank voor toetsing. DNB test tegenwoordig zelfs leidinggevenden en toezichthouders van banken, verzekeraars en pensioenfondsen op deze oriëntatie. Als je mensen spreekt die door die test zijn gegaan, zeggen ze erover dat wat ze deden voor de samenleving in die test er niet toe doet. Die test toetst jouw rationaliteit en of je de DNB wilt volgen. Als je vraagt: “Ga je daarin dan mee?”, krijg je als antwoord: “Het gaat in deze tijd nu eenmaal zo.” De angst niet meer bij de gevestigde orde te horen is groot.
Het is naïef te denken dat je dit complex verandert door een paar mensen te bestraffen. Het is ook naïef te denken dat je het met meer regels aan banden legt. Dat verlegt alleen maar grenzen. De kortste route lijkt te zijn dat mensen die ook sociale en evolutionaire betekenisgeving in hun oriëntatie hebben de kans krijgen een nieuw eigentijds bankbedrijf op te zetten. Het zal blijken dat dit voor onze nationale toezichthouder een brug te ver is.
Prof. em. Wim van Dinten. Directeur strategie van Rabobank Nederland tot 1999. Oprichter van Stichting Sezen.
Lees verder: Wat valt er nog te redden bij de Rabobank?