De zorgcoördinator van school besluit een zorgconferentie te organiseren om Freddy te helpen.
Freddy komt met zijn vader zenuwachtig de vergaderruimte binnen waar zich tien hulpverleners hebben verzameld, elk met een eigen expertise. “Het gaat over Freddy”, zegt de gespreksleider, “dus het is belangrijk dat hij vertelt hoe het met hem gaat en wat zijn behoeftes zijn.” Freddy zegt niets, hij lacht verlegen. Vriendelijk wordt hem gevraagd: “Wil je gesprekken of extra ondersteuning bij je huiswerk?” Is misschien een assertiviteitscursus goed? Of toch psychologisch onderzoek? Freddy haalt zijn schouders op. Ze komen er niet uit.
De jongerenwerker ziet tijdens de bijeenkomst dat de vorm niet klopt, de inhoud ook niet, maar weet niet hoe ze dat ter plekke kan ombuigen. Na afloop zijn anderen het met haar eens. Dit moet anders. Hoe help je nou zo’n jongen die zijn moeder mist?