Uit het poortje bij de Mazijk komen twee kleine meisjes aangestormd. “Is hier een speeltuin?” We wijzen naar het gat in de oude muur: “Daar zijn schommels.” “Dank je!” en vrolijk rennen ze door.
Nadat we onder het poortje door zijn, komt een nog veel jonger meisje uit de frietzaak: “Megan, waar zijn jullie!?” roept ze om zich heen. Ze zoekt de meisjes maar weet ook de speeltuin niet. Door het donkere poortje en dan het gat in de muur vinden op een donkere avond lijkt me niet zoveel. “Kom, ik loop wel met je mee.” Ik gebaar naar die kant en dan voel ik een handje in de mijne. Samen lopen we de Mazijk in. Ik vertel waar we naar toe lopen, en wat we onderweg zullen zien. En dan is daar het gat in de muur, gras en de schommelende meiden. De kleine rent er vrolijk naar toe.
Wij zijn het die de omstandigheden scheppen waaronder kinderen zorgeloos vrolijk kunnen zijn. We wensen iedereen toe daar meer mee bezig te zijn.