Voor mijn raam staat een kastanjeboom. De buren zijn opgelucht dat het meeste blad weer geruimd is. Ze praten allemaal over de kapvergunning en knikken serieus. ‘Hij moet er nu echt uit.’ Hij staat vlak langs de weg en een meter van het huis. Hij is gevaarlijk geworden.
Soms wijzen ze nog op ‘de noodzaak’: hij is een tweetopper en op de vertakking is hij gaan rotten.
Voor mijn raam staat een kastanjeboom. Heel hoog en met twee dikke stammen. Steeds weer stoppen wandelaars bij hem. Ze wijzen ernaar en zien de paddenstoelen die op hem groeien. Gisteren vochten er kauwen om de holtes hogerop, waarin ze in de lente hun jongen grootbrengen. Vier, vijf, acht koolmezen hoppen van tak naar tak, eentje klemt zich vast aan de schors en pikt eten. De boom houdt zijn laatste blaadjes vast, nieuwe knoppen groeien alweer.
Voor mijn raam staat een kastanjeboom. De boomchirurg kijkt omhoog, dan om zich heen en aarzelt.