Elke gast hoorde het welwillend aan, vulde er in gedachten zijn eigen beeld bij in en knikte instemmend. Daarna begon iedereen in zijn eigen gehuurde zaaltje met de eigen bijeenkomst.
Samen eten betekende in de praktijk: terwijl mensen druk met hun groep in een zaal waren, meestal in gesprek, klonk de lunchbel door het hele gebouw. Iedereen werd geacht snel te verschijnen. Gesprekken, sfeer, verbondenheid werden erdoor doorbroken. Men werd geacht met de eigen groep in de eetzaal aan tafel te gaan. Gesprekken kwamen langzaam weer op gang, om onderbroken te worden voor een korte stilte. Later werd een verhaal met een boodschap voorgelezen. Mensen hielden even hun mond. Aan hun ogen zag je wie het verhaal niet hoorde en met zijn gedachten elders was.
‘Samen eten’ was een concept van de kloostereigenaren. Het bestond in hun hoofd. In de praktijk was er weinig ‘samen’. Sterker nog, hun organisatie van de lunch bereikte het tegenovergestelde.