Door de sporen in de sneeuw weet ik me opeens samen met anderen: afdrukken van kleine vrouwenschoenen. Ze liep in dezelfde richting als ik. Waar was ze zo vroeg op weg naar toe? Een rennende hond naast zijn baasje met grote laarzen. Zouden ze vrolijk geweest zijn? Iemand die glijdend de brug is afgekomen. Scheldend, geschrokken, lachend? Was het toen zoveel gladder dan nu?
Zolang de sporen apart te volgen zijn, voel ik me deel van een groter geheel en kan ik bij elke lijn of stappenpatroon een voorstelling maken. Zelfs van mensen die ik niet persoonlijk ken of tegenkom. Bij de supermarkt zijn ze niet meer onderscheidbaar en vormen ze één modderpoel. Ik ben weer alleen.
Ineens begrijp ik hoe evolutionaire betekenisgeving in onze samenleving zo vaak als ruis wordt ervaren waarbij alle kleine signalen verdwijnen.